Autodealers geen franchise?

15-04-2025

Het Gerechtshof Amsterdam van 18 maart 2025 heeft bepaald dat autodealers die menen franchisenemers te zijn, dat volgens dit hof toch niet zijn.

Eerder kwam de rechtbank tot eenzelfde oordeel via de weg van de franchisefee. De betalingen door de dealers waren volgens deze rechtbank onvoldoende duidelijk betalingen uit hoofde van een overeengekomen franchisefee. Dat de wetgever een meer dynamische strekking aan het begrip franchisefee heeft meegegeven, zat de rechtbank kennelijk niet in de weg. Dat zou het hoger beroep gaan oplossen. Het hof kwam niet eens aan de franchisefee-kwestie toe. In een tamelijk bijzondere uiteenzetting bepleit het hof een evenzeer statische uitleg van de wet in het voordeel van Stellantis, de “franchisegever”.

Het komt erop neer dat het hof de wettelijke franchiseovereenkomst heeft platgeslagen tot een doelafspraak: “de exploitatie van de formule is het onderwerp van de franchiseovereenkomst. In dit licht kan worden gezegd dat het partijen, ook de franchisenemer, te doen moet zijn om de formule en het exploiteren daarvan (…) verder geldt de eis dat de formule bepalend is voor een uniforme identiteit en uitstraling van de franchiseondernemingen. De eenheid binnen de keten in identiteit en uitstraling is belangrijk.” Bij dealers gaat het om autoverkoop en niet om het bedrijfsconcept, ook al zijn dealers vergaand verplicht om dit bedrijfsconcept te volgen. Het hof wijst er op dat enkele grotere dealers regionaal bekend zijn onder eigen naam met een eigen reputatie. Deze dealers zouden niet primair afhankelijk zijn van een formule, los van de operationele, commerciële en organisatorische eisen die door de “franchisegever” worden gesteld. Die dealers zouden, als ze niet werden verplicht tot de formule elementen – ook zonder formule kunnen. Het gaat deze dealers dus niet om de formule, maar omdat ze auto´s en accessoires kunnen verkopen.

Er zijn in franchiseland veel voorbeelden van franchisenemers met een sterke eigen reputatie, die het minder om de kleur en meer om (de voorwaarden van) het product of dienst te doen is. Er zijn bovendien veel gradaties in afhankelijkheid en binding. De wetgever heeft daarom duidelijk gemaakt dat niet de benaming, kwalificatie of titel die partijen aan de samenwerking geven leidend is, maar de feitelijke inhoud. Wordt voldaan aan de eisen van de wet, dan is sprake van een franchiseovereenkomst. Net als bij een arbeidsovereenkomst.

Het hof slaat een andere weg in. De wetgever zou niet hebben beoogd om overeenkomsten die eerder niet een franchiseovereenkomst waren, nu wel onder de franchiseovereenkomst te brengen. En de dealerovereenkomst was volgens het hof eerder een selectieve distributieovereenkomst en “dus” niet een franchiseovereenkomst. In de eerste plaats heeft de wetgever voor het eerst bepaald wat een franchiseovereenkomst is. Voldoe je aan de verschillende wettelijke elementen, dan is sprake van een franchiseovereenkomst. In de tweede plaats sluit een selectieve distributieovereenkomst helemaal niet uit dat sprake is (en was) van een franchiseovereenkomst. Deze “mededingingsrechtelijke” benadering van het hof doet geen recht aan de wettelijke kaders.

Tenslotte meent het hof dit pad “hoog over” te hebben kunnen uitlopen, omdat de dealers hadden ingezet op algemene elementen en niet op de specifieke elementen van individuele franchiseovereenkomsten. Daarmee is met dit voor dealers teleurstellende resultaat een gaatje gelaten voor individuele dealers om toch voor een beter resultaat te gaan. De hoop is dat de dealers zich hierdoor niet laten afschrikken. Voor de Hoge Raad lijkt er een mooie kluif te liggen.